Op grond van artikel 5:42 BW moeten bomen op twee meter van de erfgrens zijn geplant, heggen op 50 centimeter afstand. Als niet aan die eis wordt voldaan kan in principe verwijdering worden gevorderd.  Als de buren door u of uw rechtsvoorgangers toestemming is gegeven voor de aanwezigheid van bomen en struiken binnen die grenzen, kan verwijdering niet met succes worden geëist.  Diegene die een beroep doet op toestemming zal dat wel moeten bewijzen.

Het feit dat bomen en struiken binnen de BW-grenzen staan, betekent nog niet dat ze veilig zijn. Als sprake is van ernstige hinder kan soms toch met succes verwijdering of het snoeien worden gevorderd.  Of hinder onrechtmatig is, is volgens de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval (HR 18-09-1998, NJ 1999,69).

Of een rechter zal oordelen dat sprake is van onrechtmatige hinder die verwijdering rechtvaardigt is dus niet eenvoudig vast te stellen. Uit de jurisprudentie blijkt dat de rechter diverse factoren meeweegt, zoals de hoogte, het type boom en de groeisnelheid, de mate van overlast door wortelgroei, een eventuele monumentale waarde van de begroeiing, etc. Regelmatig worden door de rechter deskundigen ingeschakeld om daar een oordeel over te geven.

Hoe complex dergelijke procedures kunnen zijn blijkt uit een recent arrest van het Gerechtshof Den Haag. http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2017:3012.

In eerste aanleg wees de Rechtbank een vordering tot het kappen van een boom toe, omdat ernstige hinder door wortelgroei werd ondervonden.

In hoger beroep trok de wederpartij alle mogelijke verweren uit de kast om de zaak een andere wending te geven. Zo werd betoogd dat sprake was van verjaring omdat de boom al meer dan 20 jaar geleden was geplant. Het Hof wees dit argument van de hand omdat bij bomen het moment van aanplant volgens Het Hof niet kan worden beschouwd als aanvang van een onrechtmatige situatie.

Een ander argument was dat de echtgenote niet was betrokken in de procedure, terwijl zij wel mede-eigenaar was van de boom. Het Hof loste dit punt op door de echtgenote alsnog in de procedure te laten betrekken.

Het argument dat kon worden volstaan met het kappen van de wortels van de boom werd door het Gerechtshof tevens van de hand gewezen. Uit deskundigenonderzoek bleek dat de boom dat niet zou overleven en dan niet meer stevig vast zou staan, aldus het Gerechtshof. Uiteindelijk bekrachtigde het Hof het vonnis van de Rechtbank.

Neem bij vragen over dit onderwerp gerust vrijblijvend contact met ons op. Een eerste gesprek (half uur) is kostenloos.

Comments are closed

%d bloggers liken dit: