Het onderwerp verkrijging van eigendom door verjaring is lastig.

Er zijn 2 types van verjaring:

  1. verkrijgende verjaring (3:99 BW), verjaringstermijn 10 jaar en;
  2. bevrijdende verjaring, verjaringstermijn 20 jaar. Het onderscheid is belangrijk, omdat bij verkrijgende verjaring het risico bestaat dat de wederpartij een schadevordering indient op grond van onrechtmatig handelen.

Bij verkrijgende verjaring moet sprake zijn van bezit ter goede trouw. Maar wat houdt dit in? Een bezitter is te goeder trouw wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich redelijkerwijze ook als zodanig mocht beschouwen (artikel 3:118 lid 1 BW).

Artikel 3:11 BW luidt als volgt: goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, ontbreekt niet alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn; het ontbreken van goede trouw moet worden bewezen (artikel 3:118 lid 3 BW).

Op grond van artikel 3:23 BW is men niet te goeder trouw als men uit de openbare registers had kunnen opmaken dat de eigendom bij een ander berustte.

Dat zou men in veel gevallen uit het kadaster kunnen opmaken, maar het kadaster behoort niet tot de in artikel 3:23 BW bedoelde openbare registers. Het kadastrale register is wel de toegangspoort tot de openbare registers. Volgens de wetgever is het om die reden denkbaar dat informatie uit het kadaster in de weg staat aan een beroep op goede trouw (MvA II, Parl. Gesch. InvW 3, p. 1095/6).

De jurisprudentie hierover is wisselend:

Hof Arnhem-Leeuwarden 07-05-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:CA0396

Hof: Het hof bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank. Art. 3:23 BW heeft betrekking op in de openbare registers ingeschreven feiten. Hiertoe behoren kadastrale kaarten niet rechtstreeks. Dat uit kadastrale kaarten kon worden opgemaakt, dat de feitelijke gebruiksgrens niet samenvalt met de kadastrale grens, staat dan ook in de weg aan een succesvol beroep op het ontbreken van de goede trouw als bedoeld in art. 3:23 BW. 

Een voorbeeld van een zaak waarin geen goede trouw werd aangenomen betrof iemand die aan een walkant een steiger had gebouwd waaraan twee boten waren aangemeerd. Die situatie bestond al twintig jaar. Er was volgens de Rechtbank geen sprake van goede trouw omdat uit het kadaster duidelijk op was te maken dat geen sprake was van eigendom (Rb. Utrecht 20-12-2006, ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ5222) .

Rb. Haarlem 07-04-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:BO6678 betrof een zaak van iemand die een perceel grond van de gemeente had gekocht en na een erfgrensreconstructie grensoverschrijdend bleek te hebben gebouwd. De gemeente stelde dat geen sprake was van goede trouw, omdat zowel bij de verkoop een schetsplattegrond was verstrekt, en ook aan aanvraag voor een bouwvergunning was ingediend die min of meer overeen kwam met een kadastrale tekening. De rechter vond dat er wel sprake was van goede trouw, de koper mocht in dit geval afgaan op de feitelijke inrichting van het erf, en veronderstellen dat de erfgrens zich bevond bij een bomenrij.

Bevrijdende verjaring

Bij (3:105 BW) bevrijdende verjaring is geen sprake van goede trouw. Bevrijdende verjaring betekent dat het recht van de eigenaar om een vordering in te stellen tot het beëindigen het bezit door een ander na een periode van 20 jaar is verjaard. Het eindresultaat is dat iemand dan ook eigenaar wordt.

Er is veel jurisprudentie over wanneer sprake is van bevrijdende verjaring. Het moet duidelijk zijn, naar de buitenwereld toe, dat iemand zich al 20 jaar als gedraagt alsof hij eigenaar is. Dat zal in de regel wel het geval zijn als een stuk grond bebouwd is, of duidelijk met hekken is afgezet. Het gebruik als tuin is meestal onvoldoende.

Een huurder kan zich niet gedragen alsof hij eigenaar is.

Het bezit moet bovendien onafgebroken zijn. Daarbij mag sprake zijn van verschillende, opeenvolgende eigenaars. Dat ononderbroken bezit alsof men eigenaar was gedurende twintig jaar moet aangetoond/bewezen worden door diegene die een beroep doet op bevrijdende verjaring. Dat kan lastig zijn voor een periode van twintig jaar. Denk aan foto’s, en getuigenverklaringen.

Heusdense bosperceel claim bij bevrijdende verjaring

Bij verkrijgende verjaring en bezit te kwader trouw doet zich bovendien de omstandigheid voor dat het mogelijk is om een vordering uit onrechtmatige daad in te stellen. De wederpartij zou schadevergoeding kunnen vorderen, eventueel in de vorm van levering van

De Hoge Raad heeft in het arrest Bosperceel Heusden (HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:309) geoordeeld dat de bezitter te kwader trouw die eigenaar is geworden onder bepaalde omstandigheden aansprakelijk te stellen is op grond van onrechtmatige daad. De voormalige eigenaar kan dan schadevergoeding in natura (teruggave van de in bezitgenomen grond) of in geld vorderen mits aan de overige voorwaarden voor schadevergoeding is voldaan.

Overigens geldt voor een schadevordering ook dat deze kan verjaren op grond van art. 3:310 lid 1 BW. Voor zover de schade waarvan de benadeelde vergoeding wenst, bestaat in het verlies van zijn eigendom, neemt de vijfjarige verjaringstermijn ingevolge die bepaling een aanvang op het moment dat de benadeelde bekend is met zijn eigendomsverlies (en met de daarvoor aansprakelijke persoon), en is de verjaring in elk geval voltooid twintig jaar na de voltooiing van de verjaring van art. 3:314 lid 2 BW, zijnde de gebeurtenis waardoor de schade – het verlies van de eigendom – is veroorzaakt, alles onverminderd eventuele stuiting van die verjaring.

De eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon, moet naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad zo worden opgevat dat het gaat om een daadwérkelijke bekendheid zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade niet volstaat.

Als echter een schadeclaim wordt toegewezen, heeft een beroep op bevrijdende verjaring mogelijk niet veel zin. Het is daarom aantrekkelijker een beroep op verkrijgende verjaring te kunnen doen.

Interessant is dat opzicht het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden 08-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:935. De rechtbank had uitgesproken dat sprake was van bevrijdende verjaring (verjaring niet te goeder trouw). In beroep vorderde appellant dat geoordeeld zou worden dat sprake was van bevrijdende verjaring (goede trouw). Appellant wilde daarmee het risico van een schadeclaim voorkomen. Het Hof wees die vordering toe.

Wilt u meer informatie over verjaring? Neem contact op met mr M.C. Jonkman, 0625000951, jonkman@jadvocaten.nl

Tags:

Comments are closed

%d bloggers liken dit: