Op 22 februari 2022 kocht een aantal personen een voormalig schoolgebouw te Zaanstad om daarin 4 woningen te maken. De bestemming was “maatschappelijk” en er werd een omgevingsvergunning bij de gemeente aangevraagd voor afwijken van het bestemmingsplan.
Ondertussen werd alvast met de sloop en de verbouwing begonnen. De gemeente legde een bouwstop op, omdat een vergunning ontbrak en bovendien asbest was aangetroffen.
De eigenaars begonnen een voorlopige voorziening ter opheffing van de bouwstop. Niet ontkend werd dat er asbest aanwezig zou zijn. Het uitvoeren van de werkzaamheden in het pand zou echter vergunningvrij zijn op grond van artikel 3, aanhef en onder 8, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) omdat volgens hen geen veranderingen worden aangebracht in de draagconstructie of de brandcompartimentering en de bebouwde oppervlakte en bouwvolume niet worden uitgebreid.
De rechtbank overwoog als volgt:
Tussen partijen is niet in geschil dat wonen niet is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Het perceel gaan gebruiken voor wonen is dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c,Wabo. Verzoekers weten dat ook. Zij hebben immers een omgevingsvergunning aangevraagd om van die bepaling te kunnen afwijken. Op die aanvraag is nog niet beslist zodat verzoekers begonnen zijn met bouwen zonder omgevingsvergunning.
Dat is verboden op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, Wabo. Hun standpunt dat de werkzaamheden vergunningsvrij zijn op grond van artikel 3, aanhef en onder 8, van Bijlage II Bor volgt de voorzieningenrechter reeds niet omdat in het eerste lid van artikel 5 als voorwaarde voor toepassing van de vrijstellingsbepaling staat dat bij toepassing van artikel 3 het aantal woningen gelijk blijft. Aan die voorwaarde is niet voldaan, omdat vier woningen worden gerealiseerd.
Daarnaast heeft het college terecht gewezen op het tweede lid van artikel 5 van Bijlage II Bor waarin staat dat artikel 3 (ook) niet van toepassing is bij activiteiten die in strijd met artikel 2.1 van de Wabo plaatsvinden. Het bouwen en realiseren van woningen is immers in strijd met het bestemmingsplan. Bovendien is een bouweis, zo lichtte verweerder ter zitting nog toe, dat elke woonruimte een eigen brandcompartiment moet zijn, zodat hun stelling dat zij de brandcompartimentering niet willen veranderen ook op gespannen voet met de bouwregelgeving staat.
De vordering tot opheffing van de bouwstop werd dus geweigerd, bij vonnis van 28-11-2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:12268)
Er zit niets anders om een vergunning aan te vragen en afgifte van de vergunning af te wachten. Het asbest moet mogelijk door een gecertificeerd bedrijf worden verwijderd.
Heeft u vragen over bouwen zonder of met vergunning of over een bouwstop? Neem contact op met mr M.C. Jonkman, 0625000951, jonkman@jadvocaten.nl
Comments are closed